Toen ik een jaar of veertien was en op een avond alleen thuis op de bank lag met een beetje griep, besloot ik een onbekend boek uit de kast te halen om me eens lekker te ontspannen. Het werd 'Fantastische vertellingen van Edgar Allen Poe. Het verhaal dat ik las ging over een man die levend begraven werd - hij was wel bij zinnen, maar niet bij machte anderen duidelijk te maken dat hij nog niet dood was. 'Zijn nagels krasten tot bloedens toe aan zijn doodskist, maar niemand hoorde hem', dergelijke zin- nen stonden er. 'Het is heel onverstandig om nu verder te lezen', dacht ik en las verder. De spanning in de opbouw van het verhaal maakte dat ik het boek niet kon weg leg- gen, hoe griezelig het ook was. Mijn ouders vonden mij laat op de avond, boek in de hand geklemd, bleek ondanks de koorts. Als versteend zat ik op de bank. Tot hun komst had ik me niet durven verroeren.

Lekker griezelen met Harry Potter

door Sigrid Coenradie

De boeken over Harry Potter zijn griezelig. Dat is een niet onbelangrijke reden voor hun populariteit. Ook de boeken over Harry kun je niet zomaar weg leggen. De geheimzinnigheid en de spanning druipen van iedere pagina af. Je móet gewoon weten hoe het afloopt. Wat is er dan zo eng aan Harry? Haast te veel om op te noemen: weerwolven, ontsnapte gevaarlijke gevangenen, draken en monsterlijke wezens met meerdere koppen. Enzovoort. Ook de ruimte waar de verhalen zich afspelen is soms huiveringwekkend eng. Het kasteel van Zweinstein, dat alleen bereikt kan worden over een donker meer, kent geheime kamers, gangen en kelders. Muren zijn vals en trappen bewegen. Er zijn onbetrouwbare sprekende portretten en spiegels die je je diepste wens laten zien. De fantasie van schrijf- ster Joanne Rowling kent wat dat betreft geen grenzen.

De hoofdpersonen in het boek, de vrienden Harry, Ron en Hermelien, maken tijdens hun avonturen nachtelijke zwerftochten door het angstaanjagende kasteel van Zweinstein. Ze komen daarbij in aanraking met enorme slangen, enge honden, losgebroken draken, en het Kwaad in eigen persoon. In de serie boeken zit een spanningsopbouw. In de eerste drie delen gaat het nog wel, die lopen goed af. Maar aan het eind wordt het kwaad niet helemaal vernietigd. Er volgen immers meer boeken. In het laatst verschenen deel is de macht van het kwaad toegenomen en krijgt het verhaal de spanning van een thriller. De strijd tussen goed en kwaad wordt steeds fanatieker gevoerd. Het verhaal wordt daardoor een stuk serieuzer. De lezer doet het dan bijna in de broek van angst.

Verantwoord of niet?
Is het wel verantwoord dat kinderen van twaalf, dertien, en soms veel jonger deze boeken verslinden? Leidt Harry Potter tot nachtmerries en angst voor het Kwaad? Wanneer moeten we ingrijpen en kinderen beschermen tegen de (onbedoelde) effecten van Joanne Rowlings tomeloze fantasiewereld? Kunnen kinderen de magie en tovenarij van Zweinstein in het juiste perspectief plaatsen?
Moeten we kinderen begeleiden - met ze praten over wat ze lezen - of niet? Of is de spanning in de boeken over Harry juist ontspanning?
Als wij Harry Potter aan het begin van 'Harry Potter en de Steen der Wijzer' leren kennen, is hij reuze zielig. Harry is een wees, die door zijn oom en tante emotioneel verwaarloosd wordt. Zijn onuitstaanbare verwende neefje Dirk pest hem elke dag. Hij woont in de bezemkast en zijn leven is een hel. Daardoor wint hij op slag onze sympathie. Maar zonder het zelf te weten is Harry een held. Hij is de zoon van een tovenaar, en zijn ware bestemming ligt ver van dit saaie, alledaagse bestaan. Na zijn elfde verjaardag komt Harry terecht op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. In deze andere wereld van tovenaars en heksen is hij beroemd omdat hij het Kwaad heeft weerstaan. Als hij op Zweinstein aankomt, lijkt alles voor Harry ten goede gekeerd. De wereld van de toverschool is faliekant anders dan thuis en is machtig interessant bovendien. Door zijn afkomst krijgt Harry speciale aandacht van medeleerlingen en docenten. Hij sluit vriendschap met Ron en Hermelien en de goedzak Hagrid, en het schoolhoofd Perkamentus is als een vader voor hem.

So far so good. Maar al snel blijkt het Kwaad op de loer te liggen. De duistere macht en moordenaar van zijn ouders Voldemort - door velen zo gevreesd dat ze zijn naam niet durven uitspreken - blijkt het juist op Harry gemunt te hebben.

Goed en kwaad
Alsof het griezelige decor, met enge beesten en buitengewone voorwerpen, en de bedreiging van de duistere macht nog niet genoeg zijn, wordt de spanning opgevoerd doordat niets op Zweinstein is wat het lijkt. Onder de docenten bevinden zich handlangers van de kwade genius, Heer Voldemort, maar wie dat precies zijn blijft lange tijd duister. De tovenarij helpt om de spanning erin te houden. Zo blijken mensen dierengedaanten te kunnen aannemen en was bijvoorbeeld Peter Pippeling, de verrader van Harry Potters ouders, lange tijd vlakbij Harry in de buurt als Schurfie, de rat van Ron Wemel. Anderzijds is een van de docenten, professor Lupus, een weerwolf, maar eentje die aan de goede kant staat. Ook is het allerminst zeker of de autoriteiten - bijvoorbeeld Cornelis Droebel van het Ministerie van Toverkunst - te vertrouwen zijn. Pas aan het eind van de afzonderlijke delen blijkt telkens hoe de scheidslijn tussen goed en kwaad precies getrokken moet worden. Dat kwaad komt met het verschijnen van volgende delen in de zevendelige serie steeds meer aan de oppervlakte. Het bevindt zich ook binnen de muren van Zweinstein en wordt steeds krachtiger. De sfeer is in de laatste hoofdstukken van deel vier dan ook beklemmend. Het boek heeft een open einde. In dat voorlopig laatste, vierde deel, vindt een leerling van Zweinstein, Carlo Kannewasser, tijdens een wedstrijd tussen tovenaarsscholen, de dood. En de schrijfster heeft aangekondigd dat er in volgende delen meer doden zullen vallen. Dat belooft wat voor de confrontatie tussen Harry en Heer Voldemort in de volgende delen.

De spanning zou voor de jonge Potterlezers niet te dragen zijn als Rowling niet een paar bliksemafleiders in haar boeken verwerkt had. Door het gebruik van fantasie, humor en platte karakters wordt het griezeleffect in haar boeken tot aanvaardbare proporties gereduceerd.

Fantasie
De eerste bliksemafleider is de fantasie. Kinderen waarderen de boeken over Harry omdat ze buitengewoon fantastisch zijn. Naast de oersaaie dreuzelwereld van de Duffelingen bestaat er een alternatief, de toverwereld waar Harry Potter thuis is. De fabeldieren alleen al zijn de moeite waard daar eens een kijkje te nemen. In je fantasie kan immers alles. Met je fysieke kracht lukt het misschien nog niet, maar in je verbeeldingskracht kun je wel tien draken verslaan als het moet. In hun fantasie kunnen kinderen de meest enge situaties bedenken en er ongeschonden uit tevoorschijn komen. Omdat de fantasie in de boeken over Harry schier onuitputtelijk is, is de geloofwaardigheid van de verhalen niet groot. Er wordt zo overdreven dat situaties weliswaar bloedstollend zijn, maar wel op afstand gehouden worden. De wereld die Rowling schetst, is romantisch en ouderwets. Op de kostschool van Harry is uilenpost in plaats van e-mail, een soort rugby op bezemstelen in plaats van voetbal en er zijn wachtwoorden in plaats van cijfercodes. Daarnaast zijn figuren als Haast-Onthoofde-Henk en de reus Hagrid eerder gezellig dan eng. De toverwereld van Zweinstein is 'net echt', maar daardoor 'net niet echt', geruststellend onecht eigenlijk. En in de normale wereld van alledag is toveren verboden (al overtreedt onze held Harry zelf die regel wel eens, hetgeen grappige situaties oplevert).

Humor
Dat brengt ons op het volgende punt. De boeken van Rowling zitten vol lol. Ze bevatten een veiligheidsklep in de humor. Daardoor kan heel wat van de intense spanning afvloeien. Als Harry net niet betrapt wordt als hij in de onzichtbaarheidsmantel door Zweinstein dwaalt, heeft die penibele situatie ook iets dolkomisch. Ook scènes als die waarin Harry en zijn vrienden stiekem boterbier drinken onder een tafel in het café van Zweinsveld (verboden terrein voor de jongerejaars) is eng, maar vooral grappig. Dat Harry naast tovenaar ook een gewoon kind is dat dol is op smekkies in alle smaken werkt bevrijdend en houdt de spanning in het verhaal hanteerbaar.

Platte karakters
Daarnaast vormen de platte karakters in de boeken van Rowling griezelverzachtende factoren. Ron, Hermelien en zelfs Harry zijn en blijven figuren van bordkarton. Van hun diepere gedachten en zieleroerselen blijven we onkundig. Het is daarom haast onmogelijk om je met Harry te identificeren, zodat je ook niet - zoals hij - duizend doden sterft van angst. De jonge hoofdpersonen die Rowling ten tonele voert hebben een duidelijke rol in het verhaal: het overwinnen van hun angst. Daarin vormen ze voorbeelden, rolmodellen. Als tiener kun je meegroeien met Harry's ongeplaveide weg naar de volwassenheid. Zelfs Marcel, de grootste bangerik en slome duikelaar in de Potterboeken - hij is eeuwig zijn pad kwijt - stijgt door het dreigende gevaar als het ware boven zichzelf uit en komt tot dappere daden, waardoor zelfs hij punten voor zijn afdeling Griffoendor vergaart.

Liefde en vriendschap
Ook het vermetele optreden van Ron en Hermelien helpt om het kwaad te beteugelen. Maar hier is nog iets anders aan de hand. Zij brengen namelijk krachten in die met magie niets te maken hebben, maar die wel in staat zijn om de toverkracht van het kwaad te bezweren. Het is hun vriendschap die de (hopeloos ogende) situatie telkens opnieuw redt. De liefde van zijn moeder beschermt Harry ook na haar dood, en de trouw door dik en dun van zijn vrienden sleept Harry door menig hachelijk moment heen. Op zijn beurt is Harry een sociaal wezen. Tijdens een wedstrijd zet hij winst en eigenbelang opzij om een medeleerling van de verdrinkingsdood te redden. Rowling lijkt te willen zeggen dat tegen liefde en vriendschap geen kruid gewassen is. Uiteindelijk (aan het eind van het laatste deel desnoods) zullen deze zelfde deugden zegevieren en wij lezers weten dat. In die wetenschap zijn we best bereid de spanning nog een poosje uit te houden, toch?

Leren griezelen
Samenvattend kunnen we zeggen dat de horror in de verhalen over Harry Potter niet mis is. De meeste kinderen vinden ze lekker eng. Ze slapen er niet minder van. Voor jonge kinderen zijn griezelboeken vaak een verwoording van hun angsten voor onbekende verschijnselen of oncontroleerbare emoties. In de vaak aardige monsters die zijn prentenboeken bevolken, krijgen de angsten als het ware een gezicht, zodat het kind leert ermee om te gaan. Het kind weet heel goed: het is maar een verhaal, de griezel bestaat alleen in de fantasie. En de fantasie is mijn eigen fantasie, in mijn eigen gedachten. Dus uiteindelijk wordt de heks, de reus of de draak verslagen, omdat ik dat wil. Lekker puh! Hetzelfde geldt voor de boeken over onze tovenaarsleerling. Meen is het griezelige in de boeken over Harry Potter serieuzer en dreigender aanwezig, minder gerelativeerd door humor, en verpakt in ingewikkelde, detectiveachtige plots.

Niet voor niets is de aanbevolen leeftijd voor het lezen over Harry Potter twaalf jaar. Deze grens is niet strikt. Sommige kinderen zijn natuurlijk gevoeliger voor angsten dan andere. Sommige kinderen zijn door het verslinden van boeken als De Griezelbus van Paul van Loon 'gegroeid' in het griezelen. Ook de lol die een kind heeft in spelen met fantasie is een indicatie voor het plezier dat het zal hebben in de boeken over Harry.

Ten slotte: er zijn kinderen die van alle vier delen en de film niets moeten hebben. Ze lezen liever over de levensechte problemen (pesten, echtscheiding ouders, drugs) in bijvoorbeeld de populaire boeken van Carry Slee. Aan hen is Harry Potter niet besteed. Aan alle anderen beveel ik het heerlijke griezelen van harte aan. En grijpt de spanning de jonge lezer toch nog onverhoeds naar de keel, wan- neer zij bijvoorbeeld met koorts te bed ligt en haar fantasie in volle galop met haar op de loop gaat, dan rest nog slechts één welgemeend advies: doe onmiddellijk het boek dicht (en lees later verder)!


Sigrid Coenradie is docent levensbeschouwing op het Stanislascollege in Delft